Daar in de verte! Een geel kenteken! Dat betekent dus sowieso een Nederlandse auto. Hoe verder van huis, hoe sterker juist de normale dingen in het oog springen. Zo valt in het Roemeense dorp waar we doorheen rijden de vertrouwde gele kleur extra op. Meneer O en ik zwaaien enthousiast als we het gele kenteken passeren. Stiekem lachen we onszelf een beetje uit. We voelen ons als een buschauffeur die een tegemoetkomende collega begroet. 

Niet elke situatie roept dit buschauffeur-instinct in ons op. Op een weg met veel verkeer hadden we waarschijnlijk niet zo snel de moeite genomen om te zwaaien. Op het platteland wordt de kans al wat groter. Maar het stoffige landweggetje in Roemenië triggerde bij ons pas echt een onweerstaanbaar verlangen om te zwaaien. Hoe hachelijker de situatie, hoe sterker de drang tot een begroeting. Iedereen die zichzelf bijvoorbeeld wel eens op een iets te steile bergwandeling terugvond, zal herkennen dat je juist op de steilste stukken een medewandelaar groet. Verpakt in een bemoedigende glimlach (‘Je bent bijna bij de top!’) is de boodschap eigenlijk: ‘Hallo hier ben ik! Heb je me gezien? Onthoud mij!’. Ben je niet alleen lekker aan het wandelen, maar komt de regen ook nog eens met bakken uit de hemel? Geheid dat je elkaar niet alleen begroet, maar zelfs een praatje aangaat. Hoe penibeler de situatie, hoe sterker de drang om jezelf kenbaar te maken. 

Als extraatje zit in het buschauffeur-instinct gebakken dat je vooral soortgenoten groet. Precies de reden dat wij het gele kenteken uitzochten voor de zwaaisessie. Ook de reden dat bijvoorbeeld een wandelaar niet zo snel een wielrenner groet. Stapt die wandelaar op fiets, dan ontvangen de andere wielrenners juist een begroeting.  Situaties waar hachelijkheid en soortgenoten samenkomen, vormen de climax. In dergelijke situaties begroet je elkaar niet alleen, je gaat een gesprek aan waarbij je elkaars beste vrienden denkt te zijn. Suppen is typisch zo’n situatie. Een wankel bord op het water, gewapend met niets meer dan een peddel is natuurlijk vragen om problemen. Kom je dus een andere supper tegen, dan ben je meteen beste maatjes. 

Zwaaien naar wildvreemden of onbekenden beschouwen als beste vrienden zou een tikkeltje ongemakkelijk kunnen zijn. Maar het fijne is dat de behoefte aan begroeting altijd wederzijds zal zijn. In het stoffige Roemeense dorp krijgen we van het gele kenteken dan ook een dikke knipoog van het grote licht terug. Pas nadat de zesde auto naar ons knippert, bedenken we om onze eigen voorlichten eens te controleren.

4 Reacties

  1. Het buschauffeur-instinct doet me denken aan die vele voor mij totaal onbekende mensen die me aanspraken wanneer ik met onze tweeling in de wandelwagen of buggy liep: “oh wat leuk, ik ben er ook één van een tweeling!” of “ah, ik heb ook een tweeling, maar die zijn al groot”! Dat gebeurde zó vaak dat ik tweelingwagens nu wel zie, maar nóóit iets zeg in bovenstaande trant, al moet ik me wel bewust inhouden….

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *